Naar Trapani, onderweg zoutwinning

23 oktober 2018 - Trapani, Italië

Het heeft vannacht weer flink geregend, wel prettig dat het ’s nacht regent en niet overdag. Het is wel wat bewolkt maar we zien wel hoe het loopt. We pakken alles weer in en na het ontbijt gaan we afrekenen. We krijgen een flesje olijfolie mee van eigen teelt. Dat is leuk.

Na het ontbijt rijden we richting Trapani maar we gaan niet over de grote weg. We proberen zoveel mogelijk langs de kust te rijden want het is maar 100 km. Eerst lukt dat niet erg maar later wel. We rijden zelfs zo dicht bij de zee dat we er gewoon in kunnen rijden met de auto. Hier geen duinen want het land is altijd hoger dan de zee en dat is bij ons natuurlijk wel anders.

Tussen Marsala en Trapani is een groot beschermd gebied in zee. Het is een WWF-oase met talloze vogels en ’s winters zelfs roze flamingo’s. Hier wordt al eeuwen lang zout gewonnen. De zee is hier niet zo diep en heeft van zichzelf al een vrij hoge zoutgraad namelijk 3,5 - 4,5 Baume; Baumé is de waarde waarmee men de zoutgraad aangeeft.

Je ziet hier eindeloze vlaktes met zoutpannen, ondiepe bassins vol met water en aan de rand daarvan bergjes/bergen zout ofwel “wit goud”. Via bassins en kanalen wordt het zeewater uiteindelijk naar de echte zoutpannen geleid, waar het water verdampt en het zout kristalliseert. Iedere keer wordt het water naar een volgend bassin geleid en wordt het zoutgehalte steeds hoger tot wel 24 - 26 Baumé. Dan maken zoutwerkers kleine bergjes zout zodat het goed kan drogen. Als je op het goede tijdstip hier bent dan mag je soms meehelpen.

Als het goed is gedroogd gaat het naar grote bergen, die tegen de winter worden afgedekt met terracotta dakpannen tegen de regen. Het winnen van zout is een langdurig proces en omdat het zoveel werk en tijd kost is ook duidelijk waarom het “het witte goud” genoemd werd. Vroeger werd er zelfs belasting op geheven net als op tabak waardoor het alleen in “tabbacherie” -tabakszaken mocht worden verkocht. Op de blauwe borden van de tabbacherie staat nog altijd “Tabachi e sale”.

We zien hoe alles werkt in een klein museum in de buurt van Marsala gevestigd in een oude molen, erg leuk om te zien. In dit gebied liggen er ook nog een aantal kleinere eilanden vlak voor de kust en je kunt ook een rondvaart maken langs de diverse zoutpannen. In het museum krijgen we een video met Engelse ondertiteling en daarnaast is een expositieruimte met enkele grote schermen. Die schermen hebben een aanraakfunctie waardoor je een hele goede indruk krijgt van deze vorm van zoutwinning.

We drinken daar een kopje koffie en vervolgen onze weg naar onze laatste overnachtingsplaats in Trapani, een resort pal aan de kust. We moeten hiervoor wel dwars door de stad rijden maar we zijn inmiddels gewend aan de Italiaanse manier van rijden. Niet opdringerig en met respect voor de ander maar wel doorrijden. Als we bij het hotel aankomen blijkt dat we ongeveer 300 meter verderop moeten zijn, we staan nu bij hotel Baia dei Mulini en we moeten bij Resort I Mulini zijn. Gelukkig is dat snel gevonden.

Het is geen groot resort maar ziet er wel heel netjes uit. De naam Mulini betekent molen en dat is te zien. Er staan twee windmolens, zoals bij de zoutpannen, op het terrein: één los aan het water en de ander ingepand in een gebouw. Wel leuk om te zien. We kunnen meteen naar onze kamer, weer een grote kamer met een bedbank erbij, een tafel met 2 stoelen, een keukentje en een grote badkamer. De kamers waren voorheen appartementen vandaar het keukentje. Er zit een elektrische kookplaat in maar er zijn geen pannen, borden etc. dus we kunnen er geen gebruik van maken.

Als we alles op de kamer gezet hebben lopen we een rondje over het terrein en kijken we naar de tamelijk woelige zee, de golven zijn best hoog want het waait ook behoorlijk hard. Daarna rijden we naar het oude deel van de stad om een hapje te eten. Dat valt best tegen want inmiddels is het siësta en is bijna alles gesloten. We lopen de oude stad door tot aan de punt en ook daar is weinig of niets te beleven. Je wordt alleen bijna omver geblazen door de wind.

Dan maar weer teruglopen en op een plein zien we een restaurant wat wel open is. We gaan daar zitten en bestellen een 2-gangen menu. Eerst een proeverij van gekookte inktvis, gebakken inktvis in saus, gekookte mosselen en “mosselsoep”. Mosselsoep is gekookte mosselen in heerlijke rode saus/soep. Eigenlijk is dit al een maaltijd op zich en het is echt overheerlijk. Normaal gesproken zouden we nooit gekookte inktvis gekozen hebben en het ziet er best gek uit maar het smaakt heerlijk.

Na dit overvloedige voorgerecht krijgen we ook nog een groot bord met pasta, wat een berg. Het is gloeiend heet en ook weer erg lekker. En dan te bedenken dat dit geheel slechts € 20,- per persoon kost, daar krijg je in Nederland alleen maar het voorgerecht voor. Nee, het eten in Italië is erg lekker en niet duur.

De ober is een vrolijke man, die het iedereen echt naar de zin wil maken. Als wij complimenten geven over het eten verwijst hij naar de kok. Het is een open keuken dus we zien de kok echt aan het werk, leuk hoor.

Na deze heerlijke maaltijd lopen we weer terug naar de auto, die hebben we geparkeerd voor 10 cent per uur, ja echt dat is geen grap. En we rijden weer terug naar ons hotel, inmiddels begint het al te schemeren.

Foto’s

2 Reacties

  1. Johan van Aken:
    24 oktober 2018
    Prachtig verhaal weer met indrukwekkende foto’s
  2. Kirsten:
    24 oktober 2018
    De foto met de molen en het groene veld heeft wat weg van Nederland 😄